De jury
De jury bestaat uit de volgende personen:
Gerard van den Akker
Dirk Bontes
Eveline Broekhuizen
Rianne Lampers
Maaike Maring
Django Mathijsen
Roselynd Randolph
Steven Wekdam
Hieronder stellen de juryleden zich nader voor:
Gerard van den Akker
Eigenlijk hoef ik mij aan iedereen die al een keer aan Fantastels heeft meegedaan niet meer voor te stellen: ik ben namelijk al elke editie van Fantastels als jurylid van de partij. Maar het zou zo maar kunnen dat je nieuw aan bent komen waaien, of dat je eventjes niet meer weet wie ik ben en waarom ik elk jaar mijn oordeel over de verhalen mag vellen. Laat ik daarom toch maar mezelf kort introduceren.
Mijn naam is Gerard van den Akker en al sinds de middelbare school schrijf ik korte verhalen. Al tientallen, nee, meer dan honderd verhalen heb ik in de loop van de tijd op papier gezet. Het waren echter lang niet allemaal meesterwerken. Integendeel, de klappen die ik met de zweep uitdeel heb ik met mijn eigen verhalen eerst zelf mogen ontvangen. Van proeflezers, critici en uiteraard van de juryleden van de diverse wedstrijden waaraan ik heb meegedaan. Soms won ik er zelfs een. Wanneer ik nu naar twee decennia schrijven terugkijk, kan ik alleen maar concluderen dat ik als schrijver enorm ben gegroeid. Dat is een ervaring die ik graag aan anderen meegeef.
Maar wacht, er is meer. Niet alleen heb ik veel ervaring met het schrijven zelf, maar ook met het beoordelen van verhalen. Dat komt door mijn studie. Ik begon met het studeren van sterrenkunde (sciencefiction heeft inderdaad mijn voorkeur, maar dat neemt niet weg dat ik ook van de andere fantastische genres enorm geniet!), maar tegen de tijd dat ik mijn kandidaats had afgerond, stapte ik over naar iets geheel anders: de master redacteur/editor. Deze master van de faculteit der Neerlandistiek is er speciaal om je op te leiden tot een redacteur in het uitgeversvak. Dat ik als bèta daar binnen ben gekomen zegt natuurlijk een hoop over wat ik kon (misschien hielp het dat ik met twee zwaarden naar het kennismakingsgesprek ging), maar uiteraard ben ik met deze opleiding alleen maar meer gegroeid. Om verder te komen liep ik stage bij uitgeverij Mynx (voorheen de M van Meulenhoff, en tegenwoordig een onderdeel van de Boekerij) en was ik eindredacteur voor het online magazine Blind. Zie: ik schrijf niet alleen verhalen, maar weet ook nog eens hoe ik er kritisch naar moet kijken. Dát is handige bagage om als jurylid in huis te hebben!
Een schrijver die zich van sterrenkundige naar redacteur heeft omgevormd. Dat klinkt dan wel erg gaaf en staat erg leuk op mijn cv, maar het belangrijkste is denk ik toch wel dat ik dit jaar weer gevraagd ben om te mogen jureren. De afgelopen heb ik laten zien dat ik ook daadwerkelijk kan jureren. Nu is het aan jou om mij te laten zien dat je goed kunt schrijven.
Wil je liever mij horen spreken, dan kun je hier een half interview bekijken. Mocht je daar geen genoeg aan hebben, dan staat hier nog een heel interview.
Dirk Bontes
Ik ben Dirk Bontes en ik ben 60+ jaar oud. Als kind was ik al verzot op science fiction. Ik las toen heel snel.
Toen ik zeventien was, crashte mijn leessnelheid en sindsdien lees ik tergend langzaam. Dit heeft tot gevolg dat ik over elke hobbel en kuil in de zinnen van een verhaal struikel. Slecht geschreven verhalen zijn voor mij als een berg van rijstebrij – waarbij ik al aan de eerste zinnen of pagina kan proeven dat Luilekkerland zich daar niet achter bevindt, en triest besef dat ik me toch door die berg heen moet eten. Hoe korter een slecht geschreven verhaal is, hoe liever het me is. In een kort verhaal zullen ook minder dt-fouten herhaald worden dan in een langer verhaal van dezelfde deelnemer...
In 1978 werd ik lid van een science fiction vereniging en later van meerdere. Ik heb gedurende de jaren tachtig ruim tien jaar in het bestuur van zo'n vereniging gezeten. Ik ben betrokken geweest bij de organisatie van enkele conventies.
Ik meen dat ik in 1985 voor het eerst met meer dan 1 pagina meedeed aan een verhalenwedstrijd. In 1996 won ik er twee en in 2002 won ik er nog eens één.
In 1997 was ik voor de eerste keer jurylid.
Sindsdien heb ik een flink aantal verhalenwedstrijden georganiseerd, en ben ik bij sommige andere wedstrijden achter de schermen actief geweest. Momenteel zet ik de verhalenwedstrijd Trek Sagae 2017 op poten.
Ik ben inmiddels de tel kwijt van hoe vaak ik in een jury heb gezeten of voorselecteur ben geweest – minimaal elf keer, schat ik.
Zelf schrijf ik tegenwoordig nauwelijks verhalen: er zit niks in me of het komt er gewoon niet uit. Ik heb bijgevolg groot respect voor degenen die wel een verhaal weten te voltooien.
Ik schrijf zelf vrijwel uitsluitend aan mijn (semi)wetenschappelijke boeken en artikelen.
Soms lees ik een verhaal slechts met de grootste moeite uit, bijvoorbeeld vanwege extreme wreedheid in het verhaal. Als die extreme wreedheid een doel heeft, dan is dat een verzachtende omstandigheid die me kan motiveren om toch verder te lezen.
Met verraad in een verhaal kan ik leven; met vuig verraad niet.
Een verhaal biedt een blik in de geest van de schrijver. Ik hoop dat die geest bij alle deelnemers gezond is.
Ik heb een zwak voor archetypes.
Ik apprecieer lineaire verhalen – zonder flashbacks – en volzinnen die me als gesmolten boter door de keel glijden. Ik hou niet van verhalen waarin de schrijver in een (halve) zin, alinea of sectie geheimzinnig doet en informatie voor de lezer achterhoudt; dat soort wanhopige truukjes om mijn aandacht vast te houden vervelen me al snel en doen mij omkijken naar de prullenbak en naar een volgend verhaal dat hopelijk wel graatloos leesbaar is. Een verhaal moet geen cryptogram wensen te zijn. Als ik hoofdpijn wil hebben, zoek ik zo'n ding wel op in de krant; echt niet!
Soms doen er verhalen mee die puur actiegedreven zijn: actie, actie, actie! Ik trap daar niet in. Wat mij betreft zijn dat paarden met één been: zwaar gehandicapt. Zodra ze stilstaan, vallen ze om.
Mijn eerste advies aan de deelnemers is om vooral je eigen verhaal te schrijven en je niet te laten leiden door de interesses en voorkeuren van de juryleden. In de eindronde van Fantastels komt het zelden voor dat de waardering door één jurylid doorslaggevend is.
Mijn advies aan nieuwe deelnemers aan deze - of enige - wedstrijd is om bij de organisator een juryrapport van de vorige editie van de wedstrijd aan te schaffen en om dat intensief door te lezen en te bestuderen. Kom beslagen ten ijs.
Eveline Broekhuizen
Hallo, ik ben Eveline! Ik ben redacteur, tekstschrijver en corrector. Met mijn bedrijf Elibro Tekst & Redactie verbeter ik verhalen en coach ik schrijvers tijdens de geboorte van hun boek.
Sommigen kennen mij misschien nog van Uitgeverij Wereldbibliotheek, waar ik onder meer manuscripten en te vertalen titels beoordeelde en de drijvende kracht was achter WBfantasy. Ik heb schrijfwedstrijden voor WBfantasy georganiseerd, in de jury gezeten van de Unleash Award (2012) en ik was voorselecteur van de Paul Harland Prijs (2013).
En nu zit ik voor de tweede keer in de jury van Fantastels! Ik heb er zin in en verheug me op jullie geweldige, gruwelijke en gevoelige verhalen.
Natuurlijk ga ik op stijl en structuur letten, maar wat ik vooral belangrijk vind is dat een verhaal me raakt. Het moet onder mijn huid kruipen en me niet meer loslaten. Of ik nu meegesleurd wordt door de ijzersterke suspense, afgrijselijke horror, vindingrijke sciencefiction of creatief verbeeldingsvermogen, dat maakt niet uit. Zorg ervoor dat ik jouw verhaal niet weg kan leggen!
Wil je meer weten over mij? Kijk dan op www.elibrotekstenredactie.com en volg me op Facebook en Twitter.
Rianne Lampers
Ik ben Rianne Lampers, schrijfster met vier romans in het fantastische genre op mijn naam, en uitgever van Celtica Publishing. Het fonds van de uitgeverij groeit gestaag en de naam Celtica raakt meer en meer bekend.
Dit wordt de derde keer dat ik jureer voor Fantastels en ik moet eerlijk bekennen: ik heb de smaak te pakken! Jaren geleden noemde ik mezelf graag een lezende schrijver en een schrijvende lezer. Op het moment dat ik ervoor koos om ook uitgever te worden, werd het lezen van werk dat ik niet ging uitbrengen minder, daar had ik simpelweg de tijd niet voor. Inmiddels probeer ik daar toch weer tijd voor vrij te maken en een van de gelegenheden die ik daarvoor heb, is het jureren voor deze geweldig leuke verhalenwedstrijd.
Mezelf verliezen in fantastische verhalen was altijd al een geliefde vluchtweg voor me en zo’n vlucht had ik helaas hard nodig, gezien het horrorjaar 2016 waarin ik door een misdrijf allebei mijn ouders verloor. Mezelf discipline opleggen hield me met beide benen op de grond, discipline die nodig is om te kunnen jureren.
Deze ronde ga ik proberen om mijn juryrapporten wat uitgebreider te maken. Die feedback is enorm belangrijk voor de schrijvers die hun zieleroerselen als het ware voor de leeuwen durven te gooien. Niet elk verhaal dat ingestuurd wordt is even goed en dat is maar goed ook, anders was het nóg moeilijker om er een winnaar uit te kiezen. Maar de intentie is gelijk: de schrijver wil weten of zijn fantasie aantrekkelijk genoeg is voor een lezerspubliek. Hij wil leren van zijn fouten en complimenten krijgen voor wat hij goed doet. Nu beweer ik niet dat ik een autoriteit ben op het beoordelen van verhalen, maar ik vind het heerlijk om mijn mening te geven en zo een schrijver verder te helpen. Eerlijkheid staat hierbij hoog in mijn vaandel; als iets naar mijn mening niet goed is, zal ik dat zeggen. Al zal ik altijd proberen om opbouwende kritiek te leveren, alleen daar heeft de schrijver iets aan.
Voor het beoordelen van de verhalen hanteer ik een aantal criteria:
- Is er een fantastische element aanwezig?
- Is het verhaal origineel?
- Hoe zit het met de taal (spelling en grammatica)?
- Zijn stijl en opbouw aantrekkelijk en consequent?
- Zit er spanning in het verhaal?
- En tot slot: is het verhaal interessant?
Met die criteria in het achterhoofd, geef ik de verhalen een cijfer op een schaal van 1-10, waarbij ik ook cijfers na de komma gebruik. Hopelijk scoren verhalen niet te vaak gelijk, want dat levert mij “kiespijn” op...
Ik ben benieuwd naar de inzendingen voor deze editie!
Maaike Maring
Vorig jaar zat ik voor het eerst in de jury van Fantastels. Wat een geweldige schrijfwestrijd! Ik was onder de indruk van de verhalen die ingezonden werden, en ook van de hele organisatie er omheen. Ik voelde me dan ook vereerd toen Anaïd Haen me vroeg om opnieuw plaats te nemen in de jury.
Sommigen kennen me misschien wel al als Maaike Maring van Uitgeverij EigenZinnig. In 2012 ben ik met mijn bedrijf begonnen. Ik heb toen in eigen beheer een zeer persoonlijk boek Nieuwe schoenen en ander gedoe uitgebracht onder mijn meisjesnaam. Wie wil weten hoeveel kinderen ik heb en hoe mijn leven er de afgelopen twintig jaar er zo ongeveer uit heeft gezien, kan dat daarin vinden.
Dit uitgeefavontuur beviel me goed en daarom besloot ik hiermee door te gaan. Sindsdien heb ik veel schrijvers ontmoet, meer dan honderd manuscripten onder ogen gekregen en tientallen boeken uitgebracht. In kleine oplages weliswaar, maar stuk voor stuk mooie, bijzondere boeken. Zo ben ik ook in contact gekomen met Anaïd en Django. Van hen heb ik drie kinderboeken uit mogen brengen. Op mijn website www.uitgeverijeigenzinnig.nl kun je ze met wat speurwerk ongetwijfeld terug vinden.
Van jongs af aan was ik altijd al aan het lezen, schrijven en tekenen. Ik las alles wat los en vast zat, maar liet me het liefst meeslepen door fantasierijke boeken van schrijvers als Paul Biegel, Tonke Dragt, C.S. Lewis en later ook Tolkien. Zelf schreef ik ook hele boekwerken, die ik vervolgens met lijm en karton in elkaar plakte en cadeau deed aan mijn ouders, opa’s, oma’s en jongere nichtje.
Hoewel ik eigenlijk gewoon ‘juf’ wilde worden, ben ik Frans gaan studeren in Groningen, met als specialisatie moderne letterkunde. Een heerlijke studie, waarin ik kennis maakte met de ‘grote’ literatuur en vooral veel boeken heb moeten lezen en analyseren.
Na een aantal jaren voor de klas op middelbare scholen in zowel Engeland als Nederland, ben ik er achter gekomen dat ik inderdaad meer ‘juf’ ben dan ‘politieagent’, en heb ik zonder spijt afscheid genomen van deze carrière.
Ik ben geen echte kenner van Fantasy, maar wel een ervaren lezer en – ik geef het toe – nog steeds een beetje ‘schooljuf’. Ik laat me graag verrassen door jullie verhalen en hoop dat ik jullie feedback kan geven, waar je echt wat aan hebt.
Django Mathijsen
Django schrijft nog steeds geen bio’s
Wow, de negende editie van Fantastels al.
Vorig jaar had ik onderstaande discussie met Anaïd. Nou, deze "geenbio" is volgens mij nog steeds geldig... als je even "zeven" vervangt door "acht":
“Jij moet ook een voorstelstukje voor Fantastels maken.” Anaïd lacht naar me op het scherm.
“Niet nodig,” zeg ik. “Ik maak een wegwerpgebaar naar mijn laptop. “Ik heb nou al zeven keer Fantastels gejureerd. Ik ben er vanaf het begin bij. De deelnemers zullen toch onderhand wel weten wie ik ben?”
“We hebben elk jaar weer nieuwe deelnemers. Die weten nog niet wie je bent.”
“Schei toch uit. Ze doen mee aan een verhalenwedstrijd voor sciencefiction- en fantasyverhalen. Je gaat me toch niet vertellen dat ze nooit boeken of verhalen in de fantastische genres hebben gelezen? Nou, dan moeten ze ook een paar van die tig verhalen en boeken zijn tegengekomen die ik heb geschreven, velen daarvan overigens samen met jou. Ik lig in de bieb en de betere boekwinkel. En ik sta op alle internetboekhandels. Ik heb mijn verhalen zelfs aan grote Amerikaanse tijdschriften verkocht. Die hebben een paar ervan zo op het internet gepleisterd: iedereen kan ze lezen.”
“Er doen ook elk jaar weer schrijvers mee die uit andere genres komen en voor het eerst een verhaal schrijven in het genre.” Het beeld op mijn laptop staat stil. Anaïds gezicht midden in een woord bevroren met gapende mond en gesloten ogen. Skype heeft weer eens kuren.
“Thrillerschrijvers bijvoorbeeld…” hoor ik het stilstaande beeld zeggen.
“En hebben die Codenaam Hadsadah dan niet gelezen? En al die kinderboeken. En die honderden en nog eens honderden populairwetenschappelijke artikelen die ik heb geschreven voor de Kijk en Reinforced Plastics en…”
Anaïds gezicht beweegt weer. “Ik denk dat ze je eerder zullen kennen van het Schetenlied.” Ze haalt haar wenkbrauwen op.
“Fuck!” Ik zwaai met mijn vuist naar het scherm. “Moet je me daar nou weer aan herinneren?”
“Ja, het is wel je meest populaire liedje op YouTube.”
Ik pers mijn lippen op elkaar. “Zul je nou altijd zien. Zoveel nummers gecomponeerd, gespeeld en gezongen. En waar kennen ze je van? Het Schetenlied!”
“Nou, dat is toch niet zo erg?” Ze trekt een uitdagend gezicht. “Ik vind het wel grappig.”
“Dat zal wel. Het is tenslotte ook een van die dingen die ik heb gemaakt voor die Sinterklaasmusicals die jij samen met Cocky hebt geschreven. Nee, het is het slechtste nummer dat ik ooit heb geschreven. Muzikaal stelt het gewoon geen bal voor. Ik speel daarin niet eens op mijn Hammond. Krijg er spontaan de Pepernotenblues van.”
Anaïd kijkt schuin omhoog alsof ze een herinnering in haar hoofd zoekt. “Wie zei ook alweer: het gaat om wat het publiek ervan vindt? En die vinden het blijkbaar goed.”
Ik geef haar een boze blik.
“Waar maak je je nou druk om?” Ze fronst. “Je verdient er toch ook elke keer aan als die musicals ergens worden opgevoerd? De kinderen vinden het Schetenlied geweldig. Dus trek je er niks van aan. En bovendien: als dat boek dat we voor de Vier Windsteken hebben geschreven, De Raketwedstrijd, zo goed blijft lopen, dan gaat de video daarvan het Schetenlied nog wel eens voorbij.”
“Je bedoelt die video waarin jij voortdurend aan het woord bent? Daarin lijken we net Penn & Teller.”
“Dus je zegt dat ik op Penn Jillette lijk?” Ze trekt een geschokt gezicht, compleet met pruillip.
Ik zucht, leg mijn hand op mijn voorhoofd en laat hem langzaam over mijn gezicht glijden alsof ik een modderbad weg wil wrijven. “Vrouw, dat je bent.” Even laat ik mijn hand op mijn mond rusten om de lach op mijn gezicht te verbergen.
“Nou, ga je het doen?” vraagt ze met een uitdagende glimlach.
“Wat doen?”
“Je biehieooo!”
“Luister. Mensen doen aan een verhalenwedstrijd mee om te winnen. Dan hebben ze vast al opgezocht wie er veel prijzen hebben gewonnen. Nou, ken jij iemand die net zoveel prijzen heeft gewonnen als ik?”
“Nee, maar ik ken wel iemand die meer Pure Fantasy themawedstrijden heeft gewonnen dan jij.” Ze steekt haar tong uit.
Ik pers mijn lippen op elkaar. “Jaja.”
“Nou, die bio dus… die heb ik zondag nodig.”
“Je weet dat ik tegen een deadline aan loop te hikken. Heb gisteren nog maar één hoofdstuk…”
“Jij loopt altijd tegen een deadline aan te hikken.”
Ik haal mijn schouders op. “Tja, je weet dat…”
“Maar als je het zo druk hebt, waarom heb je dan weer toegezegd om te jureren? Daar ben je toch een paar weken mee bezig?”
“Waarom ik weer ga jureren? Uh…” Ik haal mijn schouders op. “Weet je: ik weet hoe fijn het is om te winnen. En vooral bij wedstrijden waarbij het alleen maar gaat om wat je hebt geschreven. Dus waarbij het niet gaat om wie je kent, of om hoeveel mensen jou kennen… Waarbij het enkel en alleen gaat om wat je kúnt! En je moet toch doorgeven wat je in al die jaren geleerd hebt, nietwaar? Daarom geef ik ook die schrijversworkshops op de TU. Trouwens: bij elk verhaal waarbij ik moet nadenken en concreet formuleren waarom het ene werkt en het andere niet… daar leer ik zelf ook weer van. Nou, enne… je weet toch dat Fantastels met afstand de beste wedstrijd is, hè?”
“Ja.”
“En ik heb hem al zeven keer gejureerd.”
“Ja.”
“Maarre… die ene ook… je weet wel…”
“Die ene?” Ze fronst. “Ik snap niet wat je bedoelt.”
“Nou, die, uh…” Ik schraap mijn keel en voel dat mijn mond zich vertrekt alsof ik in iets zuurs heb gebeten. “Die Van den Akker.”
Anaïd zet grote ogen op. “Dus je wilt het record? Je wilt Gerard verslaan? Daarom jureer je weer?”
Ik kijk even geërgerd weg. “Zeg, die Van den Akker jureert toch zeker niet alweer, hè?”
“Django.” Ze trekt een streng gezicht. “Let jij niet op? Die heb ik afgelopen maandag al voorgesteld.”
De moed zinkt me in de schoenen. Ik weet even niet wat ik moet zeggen.
Ze zucht diep. “Nou, krijg ik zondag die bio van je?”
Ik schud mijn hoofd. “Lieve schat, ik heb er geen tijd voor en ik heb er geen zin in. Ik maak toch ook nooit cv’s? Daar verspil ik mijn tijd niet aan. Heb ik niet nodig. Wie wil weten wie ik ben, vindt meer dan genoeg in één minuut googelen. Maar ik geloof er geen bal van dat het de deelnemers ook maar iets kan schelen wat ik allemaal gewonnen, gespeeld en geschreven heb… en de TU en Robot Wars en muziek en… Moet ik nou die hele lijst weer gaan oprakelen? Nee, die deelnemers willen alleen maar winnen en dat moeten ze zelf doen. Zitten, schrijven, insturen… Ze moeten hun tijd niet verspillen aan het lezen van bio’s. Ik begin er niet aan. Django schrijft geen bio’s.”
Roselynd Randolph
Fantastels is een hoop werk! Althans, dat werd me verteld, toen ik voor het eerst als jurylid mee ging doen. Dat bleek te kloppen. Maar wel erg leuk werk. Zo tof zelfs (en dat kwam mede door de prijsuitreiking) dat, toen ik gevraagd werd om voor de vierde keer in de jurystoel plaats te nemen, ik dit jaar wederom volmondig “ja, ik wil” zei tegen Anaïd Haen.
Ik zal me even voorstellen. Onder de naam Roselynd Randolph heb ik een trilogie “Boeken van de Varulven” geschreven, die gaat over weerwolven en hoe zij zich handhaven in onze maatschappij. Als je daar wat meer over wilt weten, dan kan je een kijkje nemen op mijn website: www.roselyndrandolph.com. In april van dit jaar is “Bloedengel” uitgekomen, een totaal ander boek, wel in het genre maar met als onderwerp “demonen”.
Net zoals de meesten van jullie lees ik het Fantastische genre al heel lang. We waren vroeger veroordeeld tot het lezen van buitenlandse (vertaalde) boeken maar de laatste decennia zie je dat de Nederlandstalige Fantastische literatuur in opkomst is. De uitgeverijen zien meer en meer brood in boeken, geschreven door auteurs van eigen bodem. Deze groeiende interesse is een belangrijke drijfveer voor mij om weer in de jury plaats te nemen; we hebben in de Nederlandse Fantastische literatuur een eigen gezicht en dat moeten we laten zien. Ik denk dat Fantastels en andere verhaalwedstrijden daar een belangrijke rol in (kunnen) spelen; oefening baart immers kunst. Misschien is het handig om te vertellen waar ik zo’n beetje op zal letten. Dat wijkt niet zoveel af van voorgaande jaren.
1. Grammatica, spelling en opmaak. Dit behoeft, denk ik, niet zoveel uitleg. Gebruik niet alleen je spellingscontrole maar lees je verhaal goed door. Ik straf je meedogenloos af op goed gespelde maar verkeerd gebruikte woorden.
2. Geloofwaardigheid. Dat is helemaal mijn speerpunt. Met “geloofwaardigheid” bedoel ik niet of je verhaal kàn. Ik geloof in blauwe zonnen, boeken die kunnen spreken en magiërs op een vliegend tapijt. De kunst die een auteur moet verstaan — in mijn optiek — is het geloofwaardig maken van die zwevende magiër. Ik wil zijn tapijt zien vliegen en vooral hoe doet hij dat? Wat komt hij tijdens zo'n vlucht tegen. Vogels? Wolken? Hoe voelt een wolk eigenlijk? Dat hoeft niet in ellenlange verhandelingen maar een paar woorden zijn vaak al genoeg. Er zullen auteurs bij zijn die mijn opmerkingen als “muggezifterig” betitelen want “dat snap je toch wel?” Nee, kennelijk niet. De val waarin auteurs kunnen tuinen, is dat zij de wereld in hun hoofd helemaal hebben uitgedacht. Zij weten van de hoed en de rand maar vergeten dat een ander daar absoluut niet van op de hoogte is. Die leest alleen wat de auteur neerpent. Jouw referentiekader is niet hetzelfde als dat van mij. Stap er dus uit. Let er op dat fysieke gebaren en handelingen mogelijk zijn. Dat is ook een onderdeel van “geloofwaardigheid”. Probeer ze desnoods eerst uit voor je ze opschrijft.
3. Creatief Taalgebruik. De Nederlandse taal is erg mooi. Echt. In de Fantastische literatuur in al zijn facetten dient taal volgens goed gebruik om een verhaal te vertellen, niet de schoonheid van de taal staat erin centraal. Wat mij betreft mogen auteurs best wat meer spelen met taal, misschien wat poëtischer worden, als dat in je aard en techniek ligt. Vermijd barbarisme zoveel mogelijk. Zoek een Nederlands synoniem, als dat voor handen is.
4. Dialogen zijn onmisbaar voor een goed verhaal. Je kan er informatie mee verstrekken, de spanning mee breken of juist mee opbouwen. Een correcte dialoog laat personages tot leven komen, ook in korte verhalen. Ik ga ze dit jaar niet apart beoordelen, maar neem ze mee in het onderdeel “geloofwaardigheid”. Immers, een goede dialoog is geloofwaardig.
De voorgaande jaren ben ik absoluut in positieve zin van mijn stoel gevallen en ik kijk er naar uit om ook dit jaar weer jullie werelden te gaan verkennen.
Steven Wekdam
Even voorstellen weer; mijn naam is Steven Wekdam en ik neem dit jaar, nadat ik mij verleden jaar schaamteloos zelf heb uitgenodigd om het nog een keer te mogen doen, voor het vierde jaar zitting in de jury van Fantastels.
Ik ben 38, getrouwd, vader van twee heerlijke kinderen en, en dit zal voor de nieuwelingen in deze wedstrijd wellicht als een verrassing komen, ik ben geen schrijver. Sterker nog ik doe niet eens iets in de literaire wereld. Wat ik wel doe is lezen, lezen en nog eens lezen. Of het nu een boek is, de krant, de achterzijde van het melkpak, als er tekst te vinden is dan lees ik het.
Mijn favoriete genre is fantasy, op de voet gevolgd door psycho-thrillers. Er zijn, buiten stuiverromans om, echter maar weinig genres die ik echt niet leuk vind. Omdat ikzelf niet schrijf zijn zaken als personages, plot, setting , etc. voor mij dan ook belangrijker dan een grammaticaal foutloos verhaal. Ik benader het verhaal vanuit de kant van de lezer. Ik wil geboeid worden, meegenomen uit de realiteit. Dat betekent natuurlijk niet dat fouten niet mee worden gewogen.
Ik hoop dat jullie door mijn commentaren een (beter) beeld krijgen van hoe jullie publiek het verhaal ontvangt en beleeft. Ik zal jullie weer naar mijn beste kunnen proberen te voorzien van een stukje feedback zodat jullie als schrijver verder kunnen. Op voorhand zijn jullie in mijn ogen echter al allemaal helden. Want zonder schrijvers als jullie, had ik niets te lezen.
Ik heb er weer zin in!